Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En er zal [34]te dien dage, spreekt de HEERE, [35]een stem des gekrijts zijn van [36]de Vispoort af, en een gehuil van [37]het tweede gedeelte, en [38]een grote breuk [39]van de heuvelen af. 34. Te weten, als de Chaldeen zullen komen en de stad overvallen. 35. Te weten, der burgers te Jeruzalem, onderstaande uit den inval of overval der Chaldeen. 36. Van deze poort wordt ook gewag gemaakt Neh.3:3; zij was de naaste van al de poorten van Jeruzalem naar de zee, aan die zijde der stad waar men ging naar Diospoli en Joppe. 37. Anders genoemd de middelstad; zie de aantekening op 2 Kon.20:4, en 2 Kon.22:14. Anders: de tweede [poort]. 38. Dat is, een grote jammer, ellende, moordgeschrei. Als men met zulk geweld roept en schreeuwt, dat schier de keel scheurt of kraakt, en dat er de lucht van breekt en scheurt. 39. Dat is, van die zijde der stad waar verscheidene heuvels lagen, naar de drekpoort aan. Zie Jer.31:39, en de aantekening aldaar. Aan welk oord ook de Olijfberg lag. In een woord, de profeet wil in dit vers te kennen geven dat er grote jammer zou wezen aan alle hoeken en kanten der stad, van welke drie hier genoemd worden, waaronder de anderen verstaan worden.